Overal ter wereld zijn bewegingen te vinden die vergelijkbaar zijn met de Exactitude-beweging. Sterker nog, een van de kunstenaars die met Exactitude III voor het eerst in deze context verscheen was al enkele jaren ervoor zijn eigen soortgelijke beweging in Nederland begonnen: het Megarealisme. Alhoewel ons niet wordt medegedeeld of het in zijn natuurlijke omgeving ooit meer was dan een eenmansband, moge duidelijk zijn dat zijn aanstichter Tjalf Sparnaay heeft ingezien dat het opgaan in de massa zo zijn voordelen biedt: hoe groter het collectieve doelwit des te minder waarschijnlijk is het als individu door een willekeurig salvo van venijn getroffen te worden.
Nu is het niet waarschijnlijk dat Sparnaay ooit het mikpunt van te veel kritisch venijn zal zijn. Hij is een van de meest toegankelijke hedendaagse kunstenaars.
Zijn kunst is met zo veel goede zin op smaak gebracht - al zei het geen humor tout court - dat het bijna onvoorstelbaar is dat iemand het werkelijk verkeerd zou opvatten.
Zelfs al is ‘werkelijk’ hier het sleutelwoord, zijn werk zelf levert ook genoeg bewijs dat hij geen onbedachtzaam lichtgewicht is.
Au contraire, Sparnaays zonnig karakter blijkt op geen enkele manier onverenigbaar met de serieusheid van zijn doelgerichtheid. Hij is onmiskenbaar een schilder, die lang en hard nadenkt over wat hij doet.
Sparnaays schilderijen behoren duidelijk tot het fotorealisme: ze zijn onomstotelijk realistisch en tijdens een oppervlakkige ontmoeting lijkt het zelfs alsof foto’s de basis van zijn werken zijn, wat Sparnaay zelf nooit ontkend heeft.
Hoe dan ook, de schilderijen zelf zullen nooit voor foto’s worden aangezien. Hiervoor zijn er meerdere redenen, maar deze verschillen meestal per schilderij.
Zo vond hij het in een aantal vroegere werken bijvoorbeeld interessant en misschien ook wel een uitdaging om juist niet de originele Vermeer maar een fotografische reproductie van een Vermeer af te beelden, een erg goedkope reproduktie nog wel, te zien aan de prijssticker van €2.95.
Deze prijssticker maakt het geheel natuurlijk alleen maar nog gecompliceerder. Het lijkt erop dat de sticker niet aan het oppervlak van de eigenlijke reproduktie vast zit, maar aan de verfrommelde plastic verpakking die eromheen zit. Alles samen, verpakking en sticker, wordt in de best mogelijke Trompe l’oeil traditie bijeengebracht; zelfs al kan men zich niet voorstellen dat het schilderij zelf “echt” is (ironisch gezien is dit nu echter wel het geval, al gaat het om een echte Sparnaay en geen Vermeer), wordt men waarschijnlijk toch nog bedrogen door de tastbaarheid van het omhulsel. Voor de Britse toeschouwer doet dit denken aan de abstracte schilderes Sandra Blow die een hele show hield in de Royal Acadamy, geïnspireerd op de half verwijderde verpakkingen van haar vorige inzendingen voor de befaamde “Summer Exhibition”.
Sparnaay, geheel autodidact en uiterst getalenteerd in traditionele olieverf technieken, heeft in zijn recentere werken zijn focus op een ander aspect van fotorealisme gericht. Het is een spel met schaalverdeling. Zijn interpretatie van een half lege fles ketchup is uiterst correct in detail, de viscositeit van de resterende ketchup in de fles is precies goed en de schittering van de fles is accuraat weergegeven, maar wie heeft ooit een 200 cm grote ketchupfles gezien? Hetzelfde geldt voor Lollypop (1999) waar een fel gekleurde, maar nog altijd ingepakte lolly, wordt afgebeeld met een intense kleur én een bijna voelbare plakkerigheid, die je laat watertanden. Het is echter een lolly met een doorsnede van wel 40 cm! – een droom, die zelfs de fantasie van het gulzigste kind in Willy Wonka’s chocoladefabriek te boven gaat. Voor Sparnaay begint schilderen waar fotografie ophoudt.